Tijdschrift voor Yoga Maart 2012

Tijdschrift voor Yoga _ De Doorbraak _ een serie artikelen over yogahoudingen door Lydwina Meerman

Tekst: Lydwina Meerman

   

De Doorbraak:

Adhomukha Svanāsana – Hondhouding met het hoofd omlaag

 

Een yogahouding kan in voortdurende ontwikkeling zijn. Voor veel yogabeoefenaars is dat het geval bij de Hondhouding met het hoofd omlaag. Anneke Holwerda (47 jaar) vertelt over haar proces in aarding.

 Tijdschrift voor Yoga 2012 4 _ De Doorbraak Maart 2012 _ Lydwina Meerman _Adhomukha Svanasana_Hondhouding met het hoofd omlaag_Anneke Holwerda

Foto: Paul van Wijngaarden

 

In de Hondhouding heb ik nooit echt evenwicht kunnen vinden. Het lukte mij weliswaar om de benen recht neer te zetten, maar mijn armen stonden altijd gebogen. Daardoor kon ik geen goede stand voor mijn schouders en mijn rug vinden.

Mijn docente vroeg mij hoe het contact met de grond door mijn benen en voeten heen aanvoelde. Dat was stevig, stromend en geaard. Daarna vroeg zij mij of ik datzelfde gevoel van aarding ook door mijn handen en armen kon waarnemen. Dat was niet het geval. Ik voelde daar weinig kracht.

Wij zijn toen met een uitgangshouding op de handen en de knieën begonnen. De handen werden licht gespreid, met de middelvingers naar voren. Dit gaf mij direct een stabiel gevoel. Toen ik daarna de Hondhouding aannam, ontstond echter toch weer ruimte onder de handpalmen en ik boog door in mijn armen.

Mijn docente adviseerde mij om de stand van mijn handen, tijdens de houding, opnieuw te corrigeren: Zij liet mij de handen vanaf de binnenkant van de handpalmen naar de buitenkant toe ‘afwikkelen’ op de grond. Dat hielp! Mijn armen stonden veel rechter en de houding ontwikkelde zich door mijn schouders en langs mijn rug naar het bekken toe. Er ontstond balans.

Ik voel wel dat ik de houding nog verder kan ontwikkelen, maar deze ervaring van aarding door de houding heen was een echte doorbraak!

 

 

De opbouw van de houding

Begin de Hondhouding eens op handen en knieën.
Dit helpt je om de juiste verhoudingen in de lichaamsstand te vinden.

  

Plaats de armen recht onder de schoudergewrichten en de bovenbenen recht onder de heupgewrichten. Spreid de vingers enigszins, met de middelvingers naar voren wijzend. Laat de handpalmen volledig op de grond rusten.
Krul de tenen op. Adem rustig en ruim in. Breng vervolgens het bekken op een uitademing omhoog. Laat het hoofd tussen de armen naar beneden gaan, met de bovenkant van het hoofd in de richting van de grond.

Door inademend hoog op de tenen te gaan staan, is het mogelijk het bekken op te kantelen. Uitademend breng je de voeten met de hielen langzaam omlaag, steeds voelend of de beenspieren dit aankunnen. Maak deze beweging vanuit het bekkengebied, terwijl je met de aandacht door de benen heen naar de voeten gaat.

Blijf ook je contact met de grond door de handen heen observeren. Hierdoor ontstaat een goede doorstroming door de armen en de schouders, en langs de wervelkolom naar het staartbeen. Streef naar eenheid en evenwicht in de houding.

Kom tussendoor een paar keer terug naar de uitgangspositie, op handen en knieën. Blijf daarna wat langer in deze houding staan.

 

.

 

.

 

.

 

.

 

.

 

.