Viparīta Karaṇī;
Omkeerhouding
viparīta = omgekeerd
karaṇī = handeling, werking
Dit is een Omkeerhouding met de handpalmen tegen de bekkenrand.
De romp en de benen worden onder een hoek van 90° ten opzichte van elkaar geplaatst.
Dit heeft een houding tot gevolg die in perfecte balans is.
Wanneer deze balans wordt gevonden gaat de houding werken als een lichaamsmūdra, een houding die wat langer aangehouden kan worden en die eenheidsgewaarwording bevordert.
De voeten staan rechtop. Observeer deze uitgangspositie.
Ga zitten met de benen languit. Leg de handen naast de heupen met de handpalmen op de mat.
Adem in en rol de wervelkolom uitademend af. Nu lig je plat op de rug.
Inademend zet je alleen de voeten rechtop. Adem een paar maal door.
De onderarmen staan klaar, zodat de bekkenrand tegen de muis van de handen kan gaan rusten.
Op een inademing zwaai je de benen en het bekken omhoog en op een uitademing naar achteren.
Intussen zet je de onderarmen rechtop.
Zet de rug met de bekkenrand tegen de muis van de rechtopstaande handen; dit is het dikkere deel van de hand bij de duim en de pols.
Het is de bedoeling dat de romp en de benen even schuin komen te staan.
Neem de tijd voor de ervaring van deze houding.
De houding is opgebouwd. Romp en bekken staan in een hoek van 90° ten opzicht van elkaar.
Om af te ronden leg je de armen op een uitademing languit terug op de mat.
Adem opnieuw in en rol de wervelkolom op een uitademing met gebogen benen af. De voeten komen op de mat te staan.
Laat de voeten wegschuiven tot je languit ligt.