Tekst: Lydwina Meerman
De Doorbraak:
Padmāsana, de Lotushouding
Het rechtop zitten in de (halve) lotushouding is voor een beginner een ideaal. Maar wat als je lenig bent en na jaren van yoga nog steeds niet prettig zit? Samantha Smit (15 jaar) vertelt.
Vanaf mijn babytijd deed ik altijd mijn moeders yogahoudingen na. Daarna nam ik tot mijn negende jaar yogalessen, ook toen ik in Montana (VS) woonde.
Toen ik op mijn veertiende weer aan yoga begon, kwam ik erachter dat ik intussen een slechte houding had ontwikkeld, staande en ook zittend: mijn onderrug trok hol. Mijn bekken ging naar achteren en mijn bovenlichaam juist naar voren. Als je altijd zo zit, merk je dat niet. Het voelde zelfs onnatuurlijk om rechter te gaan zitten.
Mijn docente vertelde mij, dat ik mijn handen nogal ver over mijn knieën heen neerlegde. Dat klopte wel; ik kreeg er zelfs aangespannen rugspieren van. Ik legde mijn handen toen minder ver. Daardoor kwam ik meer rechtop te zitten en mijn schouders voelden ook ruimer aan, maar prettig was het toch nog niet.
Ik leerde nu om mijn staartbeen te ontspannen en er, voor mijn gevoel, contact met de grond mee te maken. Daarna kwam mijn ademhaling aan de beurt. Dat vond ik fijn, want ik adem uit mijzelf al langzaam en diep.
Ik moest zevenmaal aandachtig doorademen. Stukje bij beetje ging ik vanzelf rechtop zitten. Wat voelde dat opeens goed. Ik kan nu lekker rechtop zitten en ik heb er veel plezier van bij mijn yoga.
De opbouw van de houding
In de Lotushouding is het de bedoeling dat de wervelkolom en het hoofd in volkomen balans met elkaar zijn.
Veel yogabeoefenaars denken dat zij in deze houding rechtop zitten, terwijl dat niet altijd het geval is. Daarom is het de moeite waard om eens terug te keren naar een basishouding.
Ga op een stoel aan een tafel zitten met je onderarmen en handen op het tafelblad. Verschuif net zolang tot je voor je gevoel ‘goed zit’. Observeer je ademhaling. Adem door je neusholte en vind hierin je eigen ontspannen ritme.
Breng je aandacht naar je voeten en het contact met de grond: elke houding ontplooit zich immers vanuit aarding. Dan ga je met je aandacht door je benen omhoog naar het staartbeen. Hier is ontspanning en rust nodig, want het werkelijk rechtop zitten begint onderaan je wervelkolom en alweer: de aarding daarin. Hieruit ontwikkelt zich de stand van het heiligbeen en daarmee het bekken.
Pas wanneer je hier stabiliteit ervaart, ga je geleidelijk met je aandacht wervel voor wervel langs de rug omhoog, en via de atlas en de draaier naar het hoofd. Observeer je houding dan als een geheel. Neem er de tijd voor.
.
.
.
.
.
.
.
.
.